-
1 inscrire
inscrire [ẽskrier]1 inschrijven ⇒ opschrijven, noteren, op een lijst zetten♦voorbeelden:faire inscrire qn. • iemand opgeven (voor)les matières inscrites au programme • de vakken die op het programma staaninscrire ses dépenses au budget • z'n uitgaven boeken, in een kasboek opschrijven♦voorbeelden:1. v1) inschrijven2) graveren, beitelen [opschrift]3) griffen2. s'inscrirev -
2 s'inscrire en faux contre qc.
s'inscrire en faux contre qc.Dictionnaire français-néerlandais > s'inscrire en faux contre qc.
-
3 spike
n. aar; punt, spijl; pen; lange nagel; tand (v.e. kam)--------v. (vast)spijkeren; (door)prikken; van punten voorzien; (een scheutje alcohol) toevoegen aan; buiten gevecht stellen, een eind maken aanspike1[ spajk]II 〈 meervoud〉————————spike2〈 werkwoord〉1 (be/vast)spijkeren ⇒ (vast)nagelen2 van spijkers/punten/spikes voorzien4 kwetsen ⇒ doorboren, beschadigen♦voorbeelden: -
4 tegenspreken
1 [zich met woorden verzetten tegen] object, protest, argue (with) ⇒ 〈 brutaal tegenspreken〉 answer/talk back3 [strijdig zijn] contradict♦voorbeelden:2 dat gerucht is door niemand tegengesproken • nobody disputed/refuted the rumourik moet u/je tegenspreken • I must disagree with you, I beg to differ with you3 elkaar tegensprekende mededelingen • contradictory/conflicting statementszichzelf tegenspreken • contradict oneselfhet een spreekt het ander tegen • the one is inconsistent with the other
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский